279.237 ondernemingen hebben een coronabelastingschuld opgebouwd. 65% van deze ondernemers heeft een schuld van minder dan € 25.000, –. 35% van de ondernemingen heeft een hogere gemiddelde schuld, namelijk € 195.000, –.
Inmiddels hebben alle belastingplichtigen een overzicht ontvangen met de openstaande schulden, waarbij de coronaschulden met een “C” gemarkeerd zijn.
De opgebouwde belastingschuld mag zoals bekend in 5 jaar worden afgelost met ingang van 1 oktober 2022. Hoofdregel is dat dit in 60 gelijke maandelijkse termijnbedragen gebeurt. De betalingsregeling geldt voor de totale belastingschuld tot 1 april 2022, dus ook voor eventuele pre-coronaschulden. Over de periode van 23 maart 2020 tot 1 juli 2022 wordt er 0,01% (invorderings-)rente in rekening gebracht over de belastingschuld; vanaf 1 juli wordt de rente stapsgewijs verhoogd tot het oude niveau van 4% per 1 januari 2024.
Het kabinet is van mening dat het met deze maatregelen een zeer genereuze regeling betreft en vindt het, mede vanwege de economische en budgettaire overwegingen, niet wenselijk om de regeling verder uit te breiden. Het kabinet zal daarom niet met voorstellen komen om de regeling, waaronder de betaaltermijn van 5 jaar, uit te breiden. Wel kan overwogen worden om beperkte flexibiliteit aan te bieden binnen de betalingsregeling en saneringsakkoorden te stimuleren.
De afgelopen maanden hebben totaal 65 partijen gereageerd op dit vraagstuk. Dit betreft zowel brancheorganisaties als individuele ondernemers. Door alle brancheorganisaties en een groot deel van de ondernemers wordt voorgesteld om de looptijd voor de bestaande betalingsregeling van vijf jaar met vaste maandelijkse termijnbedragen te verlengen naar bijvoorbeeld zeven jaar. Ook wordt er voorgesteld om een gedeeltelijke kwijtschelding mogelijk te maken.
In een brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer heeft het kabinet een vijftal scenario’s getekend. Hieronder lichten wij deze kort toe.
Het heeft de voorkeur van het kabinet dat er geen aanpassingen komen in het beleid. Het kabinet is van mening dat het voortzetten van het bestaande beleid leidt tot gezondere economische dynamiek en dat het een marktwerking in de hand werkt en een oneerlijke concurrentie voorkomt. Men is van mening dat omdat de start van de betalingsregeling ruim een half jaar later start, de getroffen bedrijven eerst een tijd kunnen draaien voordat verplichte aflossing start. Vanaf 1 oktober 2022 verwacht men wel een groter aantal saneringsverzoeken.
Door bijvoorbeeld per kwartaal de oplossing te voldoen geeft dat de ondernemer meer flexibiliteit. Daarnaast kan een betaalpauze ondernemingen met een tijdelijke liquiditeitsproblematiek adempauze geven.
Dit scenario gaat uit van een verlenging van de betalingsregeling tot maximaal 7 jaar. Deze optie zou ruimte geven voor levensvatbare ondernemingen om de schuld over een langere periode terug te betalen. Een levensvatbaarheidstoets, vergelijkbaar met de eisen die gesteld worden aan bedrijven die voor een saneringsakkoord in aanmerking komen, kan door het kabinet echter niet worden uitgevoerd. Een lichtere toets (of geen toets) leidt tot de situatie dat ook bedrijven die niet-levensvatbaar zijn of geen aflossingsproblemen kennen gebruik kunnen maken van een verlenging. Dit leidt tot oneigenlijk gebruik, ondoelmatig beleid en zeer nadelige economische en budgettaire effecten. Het kabinet vindt deze optie daarom zeer onwenselijk.
Een achtergestelde lening zal een grote aantrekkingskracht hebben op niet levensvatbare bedrijven, daarmee vindt het kabinet deze optie niet doelmatig en economisch onverstandig. Ook geldt er een zeer groot risico op een forse budgettaire derving.
Per 1 augustus 2022 zal de belastingdienst een soepele houding aannemen in de saneringsakkoorden ten aanzien van het uitkeren bedrag. De belastingdienst neemt vanaf die datum genoegen met een gelijk percentage van de opbrengst uit een sanering zou het als aan concurrente schuldeisers zal worden uitgekeerd. Om de schuldeiser voor stakers kansrijker te maken zou de preferente maatregel ook voor stakende ondernemers kunnen gelden. Hiermee wordt voorkomen dat doorgaan met een bedrijf aantrekkelijker is dan te stoppen.
Uit het bovenstaande blijkt dat het kabinet er zeer aan heeft om geen aanvullende coronasteun te verlenen. Wel wil men enige flexibiliteit bieden aan het aflossen binnen de vijf jaar. Dit kan bijvoorbeeld bedrijven met een sterk wisselende omzet door seizoensinvloeden helpen. Daarbij geldt de algemene voorwaarde dat gedurende de betalingsregeling nieuwe opkomende verplichtingen tijdig worden nagekomen.